De stijl van Milou

modejournaliste Milou van Rossum over haar eigen stijl

Milou van Rossum (1965) is een autoriteit op het gebied van mode. Zij schrijft er al meer dan 25 jaar over en is modejournalist bij het NRC. Haar laatste boek ‘De Nederlandse Mode in 100 kledingstukken’ is van de persen gerold. Zij is net terug van de fashions shows in o.a. Parijs en Milaan. Als ik Milou tegenkom, zoals afgelopen week in Milaan, ziet ze er altijd bijzonder gekleed uit. Ik ben daarom heel benieuwd hoe zij over mode en (haar eigen) stijl denkt.

Hoe omschrijf je je eigen stijl?

“Best opvallend, maar rustig. Ik houd van bijzondere stukken in zwart of in uitgesproken kleuren. Het mag best wijd, gedessineerd en geborduurd zijn. Maar ik ben niet van de shawls, hoedjes en veel dessins bij elkaar en ik heb mijn haar het liefst uit mijn gezicht. Ik houd ook niet van al te damesachtig; ik doe liever laarzen dan pumps bij een jurk. Wel draag ik altijd gouden en goudkleurige sieraden: ringen, oorbellen en meestal ook een ketting. Ik ben dol op grote kettingen uit de jaren zeventig en tachtig.”

Hoe heeft je stijl zich ontwikkeld door de jaren?

“In de basis is die al sinds de middelbare school hetzelfde, al heeft de mode natuurlijk z’n sporen nagelaten, en liep ik vroeger veel bloter bij en draag ik minder vaak jeans. Ik koop de laatste tien jaar wel anders: compromisloos, minder, beter. Ik geloof niet zo in neutrale basics; van opvallende dingen heb ik veel meer en veel langer plezier. Laatst heb ik weer een patchworktop van Balenciaga uit 2001 aangetrokken. Ik heb een truitje van Martin Margiela met puntschouders uit 2008 of 2009 dat nog even bijzonder is als toen. En met mijn wijde spijkerbroek van Dries Van Noten, waarvan alleen de bovenste twintig centimeter niet met bleekwater wit is gemaakt, heb ik al meer dan vijf jaar succes. Hoe uitgesprokener, hoe tijdlozer, wat mij betreft.”

Wat heb je van je moeder geleerd qua stijl en modegevoel?

“Mijn moeder maakte vroeger bijna al mijn kleren, en een groot deel van die van haarzelf. Soms hetzelfde voor ons allebei. Ik ben zelf ook vroeg begonnen met naaien en breien; eerst voor poppen, als tiener voor mezelf. Ik ben ermee gestopt toen ik rond mijn 26ste begon te schrijven.”

modejournaliste Milou van Rossum over haar eigen stijl

In Milaan, voorafgaand aan een show in een jurk van Christophe Lemaire

Heb je een lievelingskledingstuk en waarom?

“Ik vrees dat ik niet kan kiezen: ik heb de laatste jaren te veel mooie dingen gekocht.”

Is er een kledingstuk dat je niet meer hebt maar waar je af en toe nog aan terugdenkt?

“Ik heb vaak teruggedacht aan een colbert uit de jaren veertig of vijftig dat ik begin jaren tachtig in een kledingsorteerderij in Tilburg heb gevonden: van zwarte wol, verstevigd met paardenhaar en precies passend. Ik heb het weggedaan toen de mode wijder en breder werd, en daar heb ik later lang spijt van gehad. Tegenwoordig bewaar ik bijna alle mooie dingen. Ik hecht me aan mijn kleding en draag stukken soms jarenlang, en als iets stuk is laat ik het herstellen. Sinds een paar jaar weet ik eindelijk hoe je kunt voorkomen dat wollen broeken en jasjes na een paar keer al gaan glimmen: even met een stomer erlangs na het dragen.”

Wie is je stijlicoon?

“Ik heb niet echt een stijlicoon. Maar ik vind dat Sonja Barend en Hedy D’Ancona altijd heel goed gekleed zijn: modern, progressief en eigen. De vrouwen die ik tegenkom bij de modeshows in Parijs en Milaan vind ik vaak ook inspirerend. Vaak wordt gedacht dat het in de mode een en al make-up en plastische chirurgie is. Nou zie je er ook wel veel enge facelifts en opgespoten lippen, maar ik vind dat juist mensen in de modewereld er vaak heel goed in zijn hun natuurlijke uiterlijk te accepteren en te benadrukken. Lang voor het in Nederland een trend werd, zag ik daar al vrouwen van in de veertig en vijftig met lang, grijs haar.”

modejournaliste Milou van Rossum over haar eigen stijl

Milou tijdens Amsterdam Fashion Week

Waar erger je je aan als het om mode/kleding gaat?

“Goedkope winkels vol liefdeloze en slecht gemaakte meuk, die niks kost, en waar je weinig aan hebt. Ik begrijp best dat niet iedereen veel geld wil of kan besteden aan mode, maar weggooibloesjes die minder kosten dan een warme maaltijd zijn het andere uiterste. Afgezien van de arbeidsomstandigheden en de consequenties voor het milieu zorgen die extreem lage prijzen ervoor dat merken die wel een normale prijs moeten vagen voor hun product – omdat ze kleiner zijn en dus hun stoffen duurder moeten inkopen, of omdat ze gewoon betere kwaliteit leveren – het zwaar hebben. Ik vind het onbegrijpelijk dat bladen als Libelle zo veel kleding van Primark laten zien in modereportages.”

Waar wil je nooit in gezien worden?

“In 99 procent van het winkelaanbod. Gelukkig maar, dat houdt het overzichtelijk. Ik wel wel geleerd dat je voorzichtig moet zijn met ‘dat doe ik nooit aan’ te roepen. Een goede modeontwerper kan je mooi laten vinden wat je voorheen spuuglelijk vond. Ik kan me allang niet meer voorstellen waarom ik ooit een probleem had met grijze schoenen.”

Wat was de aanzet om dit boek te gaan schrijven?

“Ik had na bijna 25 jaar schrijven over mode de behoefte een overzicht te maken van wat ik heb zien gebeuren in de Nederlandse mode. Het leek me leuk om dat te doen aan de hand van specifieke kledingstukken, omdat de meeste mensen daar meer herinneringen aan hebben dan aan ontwerpers of merken. Ik heb ervoor gekozen om ‘hoge’ en ‘lage’ mode door elkaar heen te zetten. Juist over alledaagse dingen als Hema-onderbroeken is weinig geschreven.
Daan Brand heeft alle illustraties gemaakt. Eigenlijk zijn het meer collages. Meestal waren bestaande foto’s de basis, maar hij heeft ook zelf foto’s en tekeningen gemaakt. Zijn illustraties volgen deels mijn teksten, maar vertellen ook een eigen verhaal. Zijn ‘King-Louie vrouw’ is bijvoorbeeld een beetje onhandig. Dat is iets wat hij zelf ziet in de vrouwen die de gebloemde jurken dragen. Mij was dat nooit zo opgevallen, misschien omdat ik zelf ook best onhandig ben. Ik heb Daan er meteen nadat het plan ontstond, bij gevraagd. Zonder hem was het een veel minder leuk en mooi boek geworden.”

Tenslotte, heb je nog een ‘gouden’ tip voor mijn volgers?

“Ik vind dat veel vijftigplussers zich steeds beter kleden, en ook het haar is meestal in dik in orde. Het enige dat soms een beetje achterblijft is make-up, en dat is zonde. Vrouwen hebben volgens mij de neiging zich te hechten aan kleuren en producten, maar make-up is natuurlijk ook onderhevig aan mode. Bovendien verandert je gezicht door de jaren heen, en dingen die je als twintiger en dertiger mooi maakten, kunnen op gegeven moment te hard worden. Ik was vroeger dol op felrode lippenstift, maar dat doet nu niks meer voor me, terwijl het bij mijn tienerdochter geweldig staat. Mijn tip is om je eens in de paar jaar professioneel te laten opmaken, het liefst door een visagist die er niet op uit is je zoveel mogelijk producten aan te smeren.”

modejournaliste Milou van Rossum over haar eigen stijl

Tijdens Fashion Week in Amsterdam sprak ik Milou. Ik wilde haar zo graag fotograferen, maar aarzelde omdat ik dacht dat ze te jong is. “Welnee” kreeg ik als antwoord, “kijk maar naar m’n grijze pluk haar”.

 

Veel dank Milou! De zin: ‘Ik geloof niet zo in neutrale basics; van opvallende dingen heb ik veel meer en veel langer plezier’  heb ik zelf in m’n oren geknoopt én ga ik toepassen!

 

Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je dan in voor mijn tweewekelijkse nieuwsbrief met de beste artikelen.

[mc4wp_form id=”19136″]